Raymond van der Schuit bij de auto van de club, met het geel-blauwe logo van de Tilburg Trappers. Foto: Emile Hilgers
Raymond van der Schuit bij de auto van de club, met het geel-blauwe logo van de Tilburg Trappers. Foto: Emile Hilgers

Raymond en Maurice van der Schuit over ijshockey voor duizenden mensen

Algemeen 809 keer gelezen

Rotterdam- Wekelijks rijdt Raymond van der Schuit vijf of zes keer naar Tilburg voor een ijshockeytraining of -wedstrijd. De uitwedstrijden zijn in Duitsland. “Gelukkig reizen we als team met een bus, dus ik hoef zelf niet het hele eind te rijden. Maar na terugkeer, soms om vijf uur ’s ochtends, moet ik nog wel naar Rotterdam.”

Raymond heeft een auto van de club, maar is geen fullprof. “Ik krijg een vergoeding en ben bijna klaar met m’n studie sportmarketing. Ik heb leuke projecten gedaan, onder meer bij Feyenoord. Misschien vind ik werk in het ijshockey, bijvoorbeeld als coach.”

Het nieuwe seizoen met de Tilburg Trappers wordt spannend, verwacht Raymond. “Het niveau in de Oberliga is de laatste jaren in de breedte gegroeid. In de top acht kunnen alle teams van elkaar winnen. Onze club is steeds professioneler. We hebben er een grote Canadees bij gekregen, Brett Bulmer. Een aanvaller, net als ik. Maar ik zie hem niet als concurrent.”

“Dit jaar wil ik gebruiken om mijzelf verder te ontwikkelen. Wie weet, kan ik nog een niveau hoger. Er zijn wel aanbiedingen geweest, maar voor nu ben ik tevreden bij deze club.”

Hij is blij dat er bij Tilburg Trappers weer publiek op de tribunes zit. “Goed voor de spelers, vanwege de sfeer”, zegt Raymond van der Schuit. “En goed voor de club: meer inkomsten. Bij onze thuiswedstrijden is er plek voor zo’n drieduizend man. In Duitsland is het drukker, daar gaan de supporters als een malle.”

En de Oberliga Noord, waarin de Brabantse club speelt, is nog niet eens de hoogste competitie. De Deutsche Eishockey Liga (DEL) heeft twee divisies met clubs die tot de Europese top behoren. “Die wedstrijden komen op televisie”, schetst Raymond. “Spelers zijn allemaal full prof. In Keulen zitten twaalfduizend man op de tribune. De Duitse supporters zijn ook veel uitbundiger. Een beetje de voetbaltaferelen, met zingen, trommels en een stadionspeaker. De Nederlandse ijshockeyfans zijn iets rustiger. Maar als het spannend wordt bij onze wedstrijden hoor je ze wel.”

Terwijl de 26-jarige Rotterdammer het afgelopen seizoen een volle agenda had, kon broer Maurice van der Schuit (31) anderhalf jaar geen ijshockeywedstrijden spelen en niet trainen vanwege de coronamaatregelen. “In de zomer hebben we met een groepje één keer per week in Dordrecht ijs gehuurd. Inmiddels train ik weer bij HIJS Hokij in Den Haag. We hebben al oefenwedstrijden gespeeld en deze maand begint voor ons de bekercompetitie. Vanaf november spelen we in de BeNe-league.”

“Iedereen heeft zin in de nieuwe competitie”, vertelt Maurice over de sfeer in zijn team. “En we gaan weer voor de prijzen. IJshockey leeft wel in Den Haag. Na voetbal is het de populairste sport. Wel jammer dat we op dezelfde dag spelen als ADO. Wij hebben bij onze wedstrijden zo’n tweeduizend man op de tribunes en met de playoffs drieduizend.”

Stuur jouw foto
Mail de redactie
Meld een correctie

Uit de krant